Wat heeft je baby nodig?

Het eerste levensjaar van een baby is een bijzondere periode. In twaalf maanden tijd zie je je kind van een hulpeloos pasgeboren kindje veranderen in een peuter die kruipt, brabbelt en steeds meer zelf ontdekt. Voeding in het eerste jaar speelt hierbij een sleutelrol. Als kinderarts bij de GGD Gelderland merk ik dat veel ouders dezelfde vragen stellen: hoe lang geef ik melkvoeding, wanneer begin ik met vaste hapjes, en wat mag mijn baby wel of juist niet eten? In dit artikel zet ik de belangrijkste stappen voor je op een rij.

De eerste zes maanden: melk is genoeg

De basis van de voeding in de eerste helft van het eerste levensjaar is borstvoeding of flesvoeding. Borstvoeding heeft als voordeel dat het antistoffen bevat die het afweersysteem van je baby ondersteunen. Het verkleint de kans op infecties en heeft een beschermend effect op de lange termijn, bijvoorbeeld tegen allergieën. Lukt of past borstvoeding niet, dan is flesvoeding een veilig alternatief.

Wat belangrijk is: bijvoeding vóór vier maanden is sterk af te raden. Het spijsverteringsstelsel van je baby is dan nog niet voldoende ontwikkeld. Tussen vier en zes maanden mag je voorzichtig starten met het aanbieden van kleine proefhapjes. Niet omdat het qua voedingswaarde nodig is, maar om je kind te laten wennen aan nieuwe smaken en texturen.

Binnen de GGD Gelderland geven we ouders vaak mee dat ze in deze periode vooral vertrouwen mogen hebben in de melkvoeding: je baby krijgt er echt alles uit wat het nodig heeft.

Rond zes maanden: kennismaken met vaste voeding

Wanneer je baby een half jaar oud is, heeft hij of zij meer nodig dan alleen melk. Dit is hét moment om vaste voeding een vaste plek te geven. Begin met gepureerde groente of zacht fruit, een klein beetje pap of fijngemalen aardappel. Denk bijvoorbeeld aan een paar lepeltjes gepureerde wortel of banaan.

Belangrijk: het gaat in deze fase niet om de hoeveelheid, maar om het oefenen. Je kind leert slikken, sabbelen en omgaan met nieuwe structuren. Sommige baby’s pakken dit snel op, anderen hebben wat meer tijd nodig. Dat is normaal.

Opbouwen van variatie en structuur

Vanaf 7 à 8 maanden kun je op meerdere momenten per dag vaste voeding aanbieden. Probeer verschillende smaken te introduceren: groenten, fruit, granen, vlees, vis, peulvruchten en ei. Door steeds nieuwe producten te proberen, leert je baby dat eten gevarieerd is. Dit vergroot de kans dat je kind later een brede smaak ontwikkelt.

Ook structuur wordt steeds belangrijker. Veel ouders merken dat hun kind rond deze tijd behoefte krijgt aan drie vaste eetmomenten per dag. Melk blijft nog een belangrijke bron van voedingsstoffen, maar het aandeel vaste voeding neemt toe.

Ouders in Gelderland krijgen via de GGD Gelderland vaak een overzichtelijk voedingsschema mee, waarin duidelijk staat welke producten per leeftijdsfase geschikt zijn. Zo kun je stap voor stap opbouwen.

Wat mag nog niet?

  • Honing: tot 1 jaar uitstellen in verband met het risico op botulisme.
  • Zout en suiker: het lichaam van een baby kan dit nog niet goed verwerken.
  • Noten, druiven, harde stukjes: vanwege verstikkingsgevaar.

Rond de eerste verjaardag: mee-eten met de pot

Rond de eerste verjaardag eet je kind grotendeels met de pot mee. Gebruik weinig zout bij het koken en houd rekening met de porties: een peutermaagje is klein. Kleine hapjes verspreid over de dag passen vaak beter dan grote maaltijden.

Het eerste jaar voeding van je baby is dus vooral een leerproces: langzaam wennen aan smaken, texturen en regelmaat. Door je kind rustig en gevarieerd kennis te laten maken met eten, leg je de basis voor gezonde eetgewoonten.

De GGD Gelderland ondersteunt ouders hierbij met informatie, persoonlijke adviezen en voedingsschema’s tijdens afspraken op het consultatiebureau. Zo sta je er niet alleen voor, maar bouw je samen met professionals aan een gezonde start voor je kind.

*