Mel, de vrouw van het schoolplein, getrouwd, net als ik. Een man en kinderen. Mel die me vertelde dat ze soms met vrouwen was. Die in mijn oor fluisterde dat ze een minnaar wilde. Mel die me in verwarring bracht.
Toen ik haar vertelde wat ik voelde, nam ze mijn gezicht in haar handen en kuste me. Haar lippen. Er wakkerde iets in een adembenemende snelheid aan. Bij mij, bij haar. Er was geen houden meer aan. De brieven die volgden. De liefde. Het drama. Mijn hart dat dubbel brak. Gehavend wist ik na precies een jaar aan het slagveld te ontsnappen en me te redden uit het drijfzand waar ik tot aan mijn nek in zat.
En ik ging op zoek naar het pad dat me naar de brug zou leiden waar Judith met haar boeken zat.
27. Einde bericht.
Mijn vingers aarzelden boven het toetsenbord. Hoe moest ik dit doen? Hoe moest ik dit bericht formuleren? Het zou zoveel beter zijn als ik dit mondeling zou kunnen doen. Maar ik wist precies hoe dat zou gaan: ik zou Mel meteen in haar armen vliegen. Ik zou haar lichaam voelen, haar warmte. Ze zou me vasthouden, minutenlang. En dan, als ik helemaal door haar naar muskus geurende haren en huid zou zijn bedwelmd, zou ze me van zich afduwen, zachtjes. Op afstand zetten. Want dat was de afspraak die ze met Ronald had gemaakt.
Om mij heen zaten mijn collega's te kletsen, te lachen. De een haalde koffie, de ander had koek. Of ik ook iets wilde? Ik schudde mijn hoofd en deed mijn koptelefoon op. Ik zat met mijn rug naar de muur. En dat was hoe ik me ook voelde.
De woorden van Jacky gonsden in mijn hoofd. Ze dicteerden mijn mail. 'In de wachtkamer…' 'Drie weken.' Terwijl mijn vingers tikten voelde ik hoe moe ik was. Hoe uitgeput. Drie weken was misschien wel te lang. Moest ik er twee van maken? Ik kon niet meer. Er moest een keuze komen. Mel moest een keuze maken: voor mij of voor haar man. En als ze dat niet zou kunnen, zou dat ook een keuze zijn.
Mijn keel kneep dicht toen ik het bericht verstuurde. Ik zette mijn koptelefoon af, wreef over mijn gezicht
Lees meer